RASKENMERKEN

 

De Brahma heeft een zeer diepe en brede bouw en een goed geronde borst. De bevedering is vrij los door de flinke donsontwikkeling (maar niet zo los als bij de Cochin), waardoor die eigenschappen nog eens geaccentueerd worden. Daardoor is het gewicht niet zo hoog als het volume doet vermoeden. De haan weegt 4 tot 5 kg. en de hen 3 tot 4 kg. De krielen moeten respectievelijk 1,6 - 1,7kg. en 1,2 - 1,3 kg. wegen, maar zijn niet zelden te zwaar. Het model wordt verder sterk bepaald door een zware voetbevedering die het dier als het ware een voetstuk geeft.
De kop is in verhouding klein, maar wel breed, met eveneens een kleine drierijige erwtenkam. Bij de ideale drierijige erwtenkam heeft de middelste rij zeven puntjes en is niet veel hoger dan de buitenste twee rijen, waarop vijf puntjes geplaatst zijn. De drie rijen lopen in een strakke lijn naar de beide uiteinden, waar ze samenkomen. Zo'n ideale kam zie je hoogst zelden, daarom is de totaalvorm van de kam belangrijker dan de detailonderdelen. Die totaalvorm is bij de hen weer moeilijk te beoordelen omdat die kam erg klein is. Het dilemma is dan weer het logische gevolg van grotere kammen bij de hennen en die leveren weer te grote en te hoge kammen bij de hanen op.
Ook een brede kop met duidelijke wenkbrauwen zijn belangrijke beoordelingscriteria voor de Brahma, evenals een brede korte snavel. De totale kop is naar verhouding klein en daardoor lijkt het dier nog gigantischer. De hals is middellang, goed gebogen, zeer vol bevederd tot in de nek, waardoor duidelijk verschil tussen kop en halsveren ontstaat, het zogenoemde knikje in de nek.
De rug is vrij kort en breed en door het vol bevederd zadel loopt die schuin op naar de iets hoger in lijn gedragen vrij bescheiden staart. Een goede rug - staartlijn zonder kussenvorming is belangrijk voor het juiste type van de Brahma. De staartdracht is zeer breed, meer een omgekeerde U dan een V en de sikkels willen daardoor ook nog wel eens zijwaarts spreiden, wat niet als een fout gezien mag worden. De vleugels zijn klein en moeten goed aangetrokken gedragen worden, zodat de onderlijn horizontaal loopt.
De ogen moeten diep onder de wenkbrauwen liggen en de oogkleur is afhankelijk van de kleurslag oranjerood tot roodbruin. De oorlellen zijn rood en reiken tot ongeveer de onderkant van de vrij kleine kinlellen, die weer de duidelijke keelwam niet mogen overschaduwen. De beenkleur is geel, maar typisch voor de Brahma's is, dat je zelden een intensieve gele beenkleur aantreft. Iets wat overigens helemaal niet opvalt, want naar een stukje kaal been moet je echt zoeken. Als haast onvermijdelijke eigenschap bij de voetbevedering zie je praktisch altijd de ongewenste gierhakken. Als de gierhakbevedering zacht is en grotendeels schuil gaat in de donsbevedering van de broek dan is dat geen probleem, maar een harde en duidelijke zichtbare gierhakbevedering ontsiert het beeld van een Brahma.
De in Nederland erkende kleurslagen zijn: wit zwartcolumbia, wit blauwcolumbia, buff zwartcolumbia, buff blauwcolumbia, meerzomig patrijs, meerzomig zilverpatrijs, meerzomig blauwpatrijs, berken en zwart. Voor de krielen gelden dezelfde kleurslagen, behalve zwart.

Maak jouw eigen website met JouwWeb